Waarom?

Waarom moet je tegen P. elke keer als hij gaat gummen zeggen dat hij dit zachtjes moet doen.
Of tegen S. dat ze nu eens moet stoppen met het tikken van haar voet.
Zit je in een instructie en ondertussen kauwt E zijn hele mouw nat en wanneer je in een rij staat, komt M. aanrennen en stopt net te laat waardoor er een flinke botsing ontstaat.

Allemaal signalen die je wel eens in jouw klas voorbij ziet komen.
Deze leerlingen hebben hun eigen lijf en wat het allemaal kan nog niet onder controle. Ze zijn nog niet vaardig genoeg met hun innerlijk voelen. Dit noem je proprioceptie.

Proprioceptie is een bewegingszintuig. Het geeft jou informatie door over de positie van jouw eigen lichaamshouding en beweging zonder dat je naar je lichaam kijkt.
In onze spieren en ledematen zitten allemaal receptoren die signalen aanvoelen en doorgeven aan onze hersenen.
Het is belangrijk om aan te voelen welke spieren je moet aanspannen bij bewegingen en verschillende houdingen. Voor iedere beweging of houding is er een andere kracht of richting nodig.
Zo moeten je voeten weten dat lopen anders is dan huppelen of hinkelen. En je vingers moeten weten dat ze meer kracht moeten zetten wanneer ze aan een duikelrek hangen dan wanneer ze een potlood vast houden.

Proprioceptie is belangrijk in de lichamelijke ontwikkeling. Wanneer dit niet goed ontwikkeld is bij een kind dan weet het niet waar zijn armen/of benen zich bevinden. Door te bewegen ontdekt een kind waar zijn ledematen zich bevinden. Je zult bewegingsonrust zien ontstaan.

Behalve bewegingsonrust zijn er nog een aantal andere signalen waar je kinderen met een zwakke proprioceptie aan kan herkennen:

  • veel duw,- en trekspelletjes met anderen spelen en deze worden net te ruw gespeeld
  • op mouwen, truien of eigen haar kauwen
  • te hard of juist te zacht op een potlood duwen
  • over een gang lopen en de behoefte hebben om met zijn/haar hand de muur aan te raken
  • moeite hebben met het plannen en uitvoeren van motorische vaardigheden
  • regelmatig tegen anderen aan botsen
  • vaak struikelen
  • onhandig zijn
  • problemen ervaren in dagelijkse taken
  • wiebelen en friemelen bijv: bewegen met de voeten terwijl het op een stoel zit
  • ruimte van iemand anders innemen bijv: over iemand anders heen hangen om iets te pakken en niet door hebben dat de ander dit niet prettig vindt

Bovenstaande signalen zorgen niet alleen voor onrust bij de leerling met een zwakke proprioceptie maar zorgt ook voor veel onrust in de hele omgeving van deze leerling.
Het is dus belangrijk leerlingen hun eigen lijf goed leert kennen.
Dit kunnen ze leren door veel te bewegen en te ontdekken. Ook kan juiste feedback hierbij helpen.

Je kunt proprioceptie stimuleren door leerlingen:

  • zelf hun rugzak te laten dragen
  • stoeispelen te laten spelen tijdens de gymles
  • elkaar een onderlinge massage te geven
  • ballen doorgeven onder de benen door of over het hoofd heen
  • kruiwagen te laten lopen. 1 leerling is de kruiwagen, de ander loopt.
  • peuters en kleuters zoveel mogelijk zelf hun kleding laten aan- en uittrekken
  • stopdans laten spelen of spelletjes als Annemarie Koekoek
  • natuurlijk veel buiten laten spelen. Daar is het steeds anders zodat het kind steeds andere ervaringen op kan doen.

Ik weet zeker dat er in jouw klas kinderen zitten die moeite hebben met hun proprioceptie. Door goed te signaleren kan je dit verbeteren en hebben jouw leerlingen meer rust om te kunnen leren!

Wil je hier meer over weten?
Tijdens de training “Bewegen en leren” vertel ik je nog meer over dit onderwerp en hoeveel invloed dit heeft op het leren van een kind.
Wil je meer informatie over deze training? Klik dan op bewegen en leren en misschien zie ik jou op 15 april!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *