Hoofd, schouders, knie en teen is een liedje dat iedereen wel kent. Het is een liedje dat ik heel vaak zing met de kinderen in mijn klas maar ook tijdens mijn coaching of ontspanlessen.
Ik zing dit liedje regelmatig omdat:
- kinderen zingen en bewegen
- de bewegingen met 2 handen uitgevoerd worden
- de horizontale middenlijn gekruist wordt
- ze een rondje draaien om hun eigen middenas
- er verschillende lichaamsdelen benoemt worden
- je het auditieve geheugen traint
Je ziet zo veel verschil in uitvoering bij kinderen tijdens dit liedje. Peuters zullen wanneer ze hun tenen aan tikken op hun hurken zitten en dan de tenen aantikken terwijl de oudste kleuters gewoon hun horizontale middenlijn kunnen kruisen.
Ook is het nog niet vanzelfsprekend voor alle kinderen waar alle lichaamsdelen zich bevinden.
Door lichaamsdelen te benoemen en aan te tikken ontwikkelen kinderen het besef waar deze lichaamsdelen zich bevinden. Wat bevindt zich aan de bovenkant en wat aan de onderkant. Dit draagt bij aan lichaamsbesef, ruimtelijke ontwikkeling en plaatsbepaling.
Bij het stukje “ puntje op je neus” maken kinderen een draai om hun eigen middenas. Dit is een hele organisatie in het brein want kinderen zijn aan het zingen, aanwijzen en ze moeten een heel rondje draaien om op tijd weer verder te gaan met het volgende gedeelte van het lied.
Een rondje draaien lijkt makkelijk maar wanneer je draait, is het brein telkens aan het bepalen waar het zich in de ruimte bevindt en moet het heel hard werken om op het juiste moment te stoppen wanneer dat van je verwacht wordt. Het kind moet het brein besturen en dit gaat steeds beter wanneer je de kans krijgt om dit te oefenen.Het mooie aan dit lied is dat je bezig bent met vaardigheden die kinderen nodig hebben om te leren lezen. Om te kunnen lezen moeten ze weten dat we van links naar rechts lezen en van boven naar beneden. Ook moeten kinderen zien dat de stok van de b aan de andere kant zit dan de stok bij de d en dat de stok van de b naar boven gaat en bij de p naar beneden.
Door kinderen deze begrippen eerst heel veel met hun lijf te laten ervaren werk je aan richtingsbesef en plaatsbepaling.
Dat betekent dat jij als leerkracht deze liedjes regelmatig moet zingen en herhalen zodat jouw leerlingen de kans krijgen om deze vaardigheden zich eigen te kunnen maken.
Gelukkig zijn er heel wat oud- Hollands liedjes die je hiervoor kunt gebruiken. Zoals:
- zagen zagen wiede wiede wagen (kruisen van de middenlijn)
- een Nederlandse Amerikaan (van voor naar achter, van links naar rechts)
- helikopter, helikopter (omhoog)
- deze vuist op deze vuist (omhoog)
- de wielen van de bus (tweehandig bewegen, links-rechts, boven-beneden)
- de zepplin (naar boven, links – rechts
- zo gaat de molen (tweehandig bewegen)
En in heel veel kring-, en zangspelen werk je ook aan vaardigheden zoals richtingsgevoel, plaatsbepaling en ruimtelijke ontwikkeling. Denk maar aan:
- Jan Huigen in de ton
- zakdoekje leggen
- ik zou ze graag een ketting rijgen
- Annemaria koekkoek
Jonge kinderen leren door te doen. Als leerkracht is het dus van groot belang dat jij ze deze ervaringen laat op doen in plaats van alleen letters aanbieden. Met deze beweegliedjes leg je een stevige basis.
Heel vaak worden er wel liedjes opgezet in de klas om te bewegen maar wordt hier niet altijd bewust over nagedacht welke liedjes er ingezet kunnen worden. Ik wil jou uitdagen om hier eens bewust over na te denken (vind je dit lastig? Kom dan naar mijn training van 19 maart “bewegen en leren”, dan neem ik je mee welke bewuste tussendoortjes en energizers je in kunt zetten zodat je een stevige basis kunt aanleggen bij jouw leerlingen)
En mocht je zelf vinden dat je niet kan zingen dan kan je altijd deze liedjes aan zetten op jouw digibord en lekker meebewegen!
Ik ben benieuwd of jij komende week lekker met je klas gaat bewegen en of je nog aanvullingen van liedjes hebt. Laat het mij weten.