Toen ik jong was speelde ik heel graag buiten. Ik was dol op de pauze want we speelden altijd wel een spel. Soms met een groepje maar soms ook met de hele klas. We hadden samen veel lol. Zo speelden ik met een springtouw, elastiekten we, hinkelden we op een hinkelbaan, speelden we buskruit, deden we handstand tegen de muur en dan met zoveel mogelijk personen achter elkaar. Gooiden we met een tennisbal tegen de muur en dan moest je erover heen springen, liepen we met stelten rond, deden we aan bokspringen, knikkerden we of later hingen we vooral rond.
Als ik nu rond kijk tijdens een pauze zie ik kinderen verstoppertje, tikkertje of met een voetbal spelen maar daar blijft het ook wel bij.
En dat is echt heel jammer want met buiten spelen kan je de motoriek versterken. Een goed motorische basis zorgt ervoor dat kinderen ont spannen kunnen leren. Daarnaast werk je aan zoveel meer vaardigheden.
Daarom neem ik je mee in vijf spelen van vroeger.
Touwtje springen
Twee kinderen draaien het touw en de andere kinderen kunnen springen. Tijdens het springen kan je de sprongen tellen maar ook een liedjes zingen zoals beertje beertje draai je rond of in spin de bocht gaat in. Het is ook leuk om te laten ontdekken hoeveel kinderen er tegelijk kunnen springen.
De vaardigheden die kinderen oefenen zijn:
Motorische vaardigheden: springen met 2 benen, balans en evenwicht, oog -hand coördinatie (draaien touw). Oog -voet coördinatie (springen). Lichaamsbeheersing en ritme aanhouden.
Sociale vaardigheden; denk aan samenwerken omdat ze samen het touw moeten draaien. Op je beurt wachten. Samen zingen.
Cognitieve vaardigheden; plannen, inschatten en focus (wanneer spring je in).
Elastieken
Tip, tap top. Erin eruit erop of e-la-stie-ken, erin, eruit, halve draai, erop. Deze versjes kan je gebruiken tijdens het elastieken. 2 kinderen staan tegenover elkaar en zij hebben om hun voeten het elastiek. Tijdens het versje springt 1 kind en voert de bijbehorende opdrachten uit. Het eerste versje kunnen kleuters al. Het tweede versje is voor oudere kinderen omdat er dan een ook nog een draai gemaakt moet worden.
Wanneer het kind het versje goed heeft uitgesprongen mag het nogmaals. Het elastiek wordt iets hoger geschoven of iets breder of smaller. De kinderen spreken dit van te voren af.
De vaardigheden die kinderen oefenen zijn:
Motorische vaardigheden: springen, oog-voetcoördinatie (precies op het elastiek landen). Balans en evenwicht zeker wanneer het elastiek hoger gaat. Ze leren hun lichaam onder controle te houden tijdens een sprong en bij de landing.
Sociale vaardigheden: samenwerken, beurtgedrag, afspraken maken over de regels. Doorzetten wanneer het niet lukt. Zelfvertrouwen krijgen als ze wel lukt.
Cognitieve vaardigheden: kinderen leren hun sprong inschatten en timen. Kinderen onthouden de volgorde van de sprongen. Aanpassingsvermogen wanneer ze het elastiek raken.
Hinkelen op een hinkelbaan
Met stoepkrijt kan je een baan tekenen. Er zijn zoveel verschillende mogelijkheden maar de simpelste is eerst 1 vak, daarna 2 vakken, 1 vak , 2 vakken en in elk vak wordt genummerd tot 10.
Dan heb je nog iets nodig om te gooien bijvoorbeeld een takje of een steentje. Je gooit het steentje op de 1. Dit vak sla je over. En vervolgens spring je op alle vakken. Wanneer je de lijnen niet raakt mag je nogmaals. Je gooit nu het steentje op de 2. Wanneer het je niet lukt om het steentje op het goede getal te gooien is je beurt voorbij.
Motorische vaardigheden: springen op 1been of met 2 benen (lichaamscontrole), afzetten, landen, balanceren.
Sociale vaardigheden: samen regels bepalen en je hier aan houden. Wachten op je beurt. Doorzetten wanneer het een keer niet lukt en het nog eens proberen. Kinderen krijgen zelfvertrouwen wanneer het wel lukt.
Cognitieve vaardigheden: ruimtelijke inzicht (inschatten waar ze moeten springen). Concentratie en focus hebben ze nodig om te bepalen waar ze het steentje moeten gooien en welke route ze moeten springen.
Knikkeren
Je hebt knikkers en een knikkerpot of kuiltje in de grond nodig. De kinderen bepalen onderling de afstand van waar de knikkers gerold worden. Wie de laatste knikker in het kuiltje rolt, is de winnaar.
Motorische vaardigheden: versterken van de hand,- en vingerbewegingen. Stimuleren van de oog,-hand coördinatie aangezien ze de afstand en snelheid moeten inschatten. Ook stimuleer je de ontwikkeling van ruimtelijk bewustzijn.
Sociale vaardigheden: kinderen maken afspraken en leren zich hier aan te houden. Omgaan met winnen en verliezen. Kinderen leren omgaan met eerlijk spelen en eventuele conflicten. Wanneer kinderen hun eigen kinderen knikkers gebruiken leren ze risico’s inschatten en zuinig zijn.
Cognitieve vaardigheden: plannen en beslissen (hoe hard moet ik schieten en welke knikker ga ik spelen). Zich aanpassen aan het verloop van het spel.
Bok springen
Kinderen kunnen zelf de bok zijn. Kinderen springen dus over elkaar heen. Dit spel moet je met je groep echt inoefenen zodat kinderen elkaar gaan pijn doen en er geen ongelukken gebeuren. Wanneer kinderen door hebben hoe ze als bok kunnen staan en hoe ze er over heen moeten springen vinden ze het een heel leuk spel.
De vaardigheden die kinderen oefenen zijn:
Motorische vaardigheden: kinderen leren hoe ze hun lichaam stevig en stabiel kunnen houden zodat anderen er veilig over kunnen springen. Ze moeten hun balans houden wanneer er iemand over hun heen springt.
Sociale vaardigheden: kinderen leren elkaar te vertrouwen en samenwerken. Als springer moet je voorzichtig omgaan met de bok en de bok moet er voor zorgen dat het stabiel genoeg is om er over heen te springen. Door samen af te stemmen zorgen kinderen voor een positief gevolg. Je oefent geduld en beurtgedrag omdat je als bok stil moet blijven staan totdat iedereen over je heen is gesprongen.
Cognitieve vaardigheden: kinderen moeten inschatten waar en hoe ze gaan staan. Wanneer ze de springer zijn moeten ze bij elke sprong nadenken hoe ze het gaan aanpakken.
Zoals je hebt kunnen lezen leren kinderen ontzettend veel vaardigheden. Ik snap daarom echt niet waarom ik deze spellen niet meer zie. Zeker nu het zonnetje steeds vaker schijnt.
Daarom zou ik je adviseren om een springtouw, een elastiek, stoepkrijt en wat knikkers aan te schaffen en jouw klas er mee te laten experimenteren.
Mocht het experimenteren niet voor spel zorgen dan kan je altijd nog het spel aanleren wat jij in gedachten had. Op youtube kan je verschillende voorbeelden van de spellen terug vinden.
Ik wens jou leerlingen veel buiten speel plezier!